Chronista. Passio
Domini nostri Jesu Christi secundum
Joannem.
|
Passie van Onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
|
In illo tempore:
Egressus est Jesus cum discipulis suis trans
torrentem Cedron, ubi erat hortus,
in quem introivit ipse, et discipuli
ejus.
|
In die tijd:
Jezus ging met zijn leerlingen naar de overkant
van de Kidronbeek. Daar lag een
tuin, waar Hij met zijn leerlingen
binnenging.
|
Sciebat autem et Judas, qui tradebat
eum, locum: quia frequenter Jesus
convenerat illuc cum discipulis
suis.
|
Ook Judas, die Hem ging overleveren, kende de
plaats, want Jezus was er vaak met
zijn leerlingen samengekomen.
|
Judas ergo cum accepisset cohortem, et a pontificibus et
Pharisæis ministros, venit illuc cum
laternis, et facibus, et armis.
|
Zo kwam Judas erheen met de cohort en een aantal
gerechtsdienaren van de
hogepriesters en farizeeën, voorzien
van fakkels, lantaarns en wapens.
|
Jesus itaque sciens omnia, quæ ventura erant super eum processit, et dixit
eis:
|
Jezus, die alles wist wat Hem zou overkomen, trad
naar voren en vroeg hen:
|
† (Christus).
Quem quæritis?
|
‘Wie zoekt U?’
|
Chronista.
Responderunt ei:
|
Ze antwoordden:
|
Synagoge.
Jesum Nazarenum.
|
‘Jezus, de Nazoreeër.’
|
C.
Dicit eis Jesus:
|
Jezus zei tot hen:
|
†.
Ego sum.
|
‘Ik ben het.’
|
C.
Stabat autem et Judas, qui
tradebat eum, cum ipsis. Ut ergo
dixit eis: Ego sum:
Abierunt retrorsum, et
ceciderunt in terram.
Iterum ergo interrogavit eos:
|
terwijl Judas, die Hem overleverde, erbij stond.
Nauwelijks had Hij gezegd: ‘Ik ben
het’,
of ze deinsden achteruit en
vielen op de grond. Nogmaals stelde
Hij hun de vraag:
|
†.
Quem quæritis?
|
‘Wie zoekt U?’
|
C.
Illi autem dixerunt:
|
Ze zeiden tot hem:
|
S.
Jesum Nazarenum.
|
‘Jezus, de Nazoreeër’.
|
C.
Respondit Jesus:
|
Jezus antwoordde:
|
†.
Dixi vobis, quia ego sum: si
ergo me quæritis, sinite hos
abire.
|
‘Ik zei u al: Ik ben het. Als Ik de man ben die u
zoekt, laat hen dan gaan.’
|
C.
Ut impleretur sermo, quem
dixit: quia quos dedisti mihi, non
perdidi ex eis quemquam. Simon ergo
Petrus habens gladium eduxit eum: et
percussit pontificis servum: et
abscidit auriculam ejus dexteram.
Erat autem nomen servo Malchus.
Dixit ergo Jesus Petro:
|
Zo zou het woord in vervulling gaan dat Hij
gesproken had: ‘Van hen die U Mij
hebt toevertrouwd, heb Ik niemand
verloren laten gaan.’ Daarop trok
Simon Petrus het zwaard dat hij bij
zich had, raakte de knecht van de
hogepriester en sloeg hem het
rechteroor af. De knecht heette
Malchus. Maar Jezus zei tegen
Petrus:
|
†.
Mitte gladium in vaginam.
Calicem, quem dedit mihi Pater,
non bibam illum?
|
‘Steek dat zwaard in de schede. Zou Ik de beker
niet drinken die de Vader Mij
gegeven heeft?’
|
C.
Cohors ergo, et tribunus, et
ministri Judæorum
comprehenderunt Jesum, et ligaverunt eum.
Et adduxerunt eum ad Annam primum; erat enim socer
Caiphæ, qui erat pontifex anni
illius. Erat autem Caiphas, qui
consilium dederat Judæis: Quia
expedit unum hominem mori pro
populo. Sequebatur autem Jesum Simon
Petrus, et alius discipulus.
Discipulus autem ille erat notus
pontifici, et introivit cum Jesu in
atrium pontificis.
Petrus autem stabat ad ostium foris. Exivit ergo
discipulus alius, qui erat notus
pontifici, et dixit ostiariæ: et
introduxit Petrum. Dicit ergo Petro
ancilla ostiaria:
|
Toen grepen de cohort met haar tribunus en de
Joodse gerechtsdienaren Jezus vast
en boeiden Hem.
Ze brachten Hem eerst naar Annas. Hij was de
schoonvader van Kajafas, die dat
jaar hogepriester was, dezelfde
Kajafas die de Joden de raad had
gegeven: u hebt er alle belang bij
dat één mens sterft voor het volk.
Nu waren Simon Petrus en nog een
andere leerling Jezus gevolgd. Deze
leerling was een kennis van de
hogepriester en ging tegelijk met
Jezus het paleis van de hogepriester
binnen.
Petrus was buiten aan de poort blijven staan;
daarom ging de andere leerling, de
kennis van de hogepriester, met de
portierster praten en bracht toen
Petrus naar binnen. Het meisje aan
de poort zei tegen Petrus:
|
S.
Numquid et tu ex discipulis es hominis istius?
|
‘Bent u ook niet een van de leerlingen van die
man?’
|
C.
Dicit ille:
|
Hij zei:
|
S.
Non sum.
|
‘Dat ben ik niet.’
|
C.
Stabant autem servi, et
ministri ad prunas: quia frigus
erat, et calefiebant se: erat autem
cum eis et Petrus stans, et
calefaciens se.
Pontifex ergo interrogavit Jesum de
discipulis suis, et de doctrina
ejus.
Respondit ei Jesus:
|
De knechten en de gerechtsdienaren stonden zich
te warmen bij een houtskoolvuur dat
ze hadden aangelegd omdat het zo
koud was. Ook Petrus stond zich bij
hen te warmen. De hogepriester
ondervroeg Jezus over zijn
leerlingen en zijn leer. Jezus
antwoordde hem:
|
†.
Ego palam locutus sum mundo:
ego semper docui in synagoga, et in
templo, quo omnes Judæi conveniunt:
et in occulto locutus sum nihil.
Quid me interrogas? interroga eos,
qui audierunt quid locutus sim
ipsis: ecce hi sciunt quæ dixerim
ego.
|
‘Ik heb openlijk, voor de hele wereld, gezegd wat
Ik te zeggen had; Ik heb altijd
onderricht gegeven waar alle Joden
samenkomen: in een synagoge of in de
tempel; nooit had Ik iets in het
geheim te zeggen. Waarom ondervraagt
u Mij? Ondervraag degenen die
gehoord hebben wat Ik te zeggen had:
die weten heel goed wat Ik gezegd
heb.’
|
C.
Hæc autem cum dixisset, unus
assistens ministrorum
dedit
alapam Jesu, dicens:
|
Op dit woord gaf een van de dienaren, die erbij
stond, Jezus een klap in het gezicht
en zei:
|
S.
Sic respondes pontifici?
|
‘Is dat de manier waarop je de hogepriester
antwoord geeft?’
|
C.
Respondit ei Jesus:
|
Waarop Jezus tot hem zei:
|
†.
Si male locutus sum,
testimonium perhibe de malo:
si autem bene, quid me cædis?
|
‘Als Ik iets verkeerd gezegd heb, toon dan aan
wat er verkeerd aan was; maar als
het ter zake was, waarom slaat u Me
dan?’
|
C.
Et misit eum Annas ligatum ad
Caipham pontificem.
Erat
autem Simon Petrus stans et
calefaciens se. Dixerunt ergo ei:
|
Toen stuurde Annas Hem geboeid
naar de hogepriester Kajafas.
Terwijl Simon Petrus zich stond te
warmen, vroeg men hem:
|
S.
Numquid et tu ex discipulis
ejus es?
|
‘Bent u soms ook een van zijn leerlingen?’
|
C.
Negavit ille, et dixit:
|
Hij ontkende het, en zei:
|
S.
Non sum.
|
‘Dat ben ik niet.’
|
C.
Dicit ei unus ex servis
pontificis, cognatus ejus, cujus
abscidit Petrus auriculam:
|
Toen zei een van de knechten van de hogepriester,
een bloedverwant van de man bij wie
Petrus een oor had afgeslagen:
|
S.
Nonne ego te vidi in horto cum illo?
|
‘Ik heb u toch bij Hem in de tuin gezien?’
|
C.
Iterum ergo negavit Petrus:
et statim gallus cantavit.
|
Opnieuw ontkende Petrus het, en op hetzelfde
ogenblik kraaide er een haan.
|
Kieran
Klaassen (Nederland, 1989) – XLIV ≠ †
(44 is niet heilig)
“De 44 maten van dit stuk zijn op geen enkele manier gevormd vanuit
een objectief systeem, maar
gebaseerd op louter zang.”
|
Omnes amici mei
(Responsorium I ad Matutinum, Feria VI. in Parasceve)
Omnes amici mei dereliquerunt me,
et preavaluerunt insidiantes
mihi:
tradidit me quem diligebam: Et
terribilibus oculis plaga crudeli
percutientes, aceto potabant me.
V. Inter
iniquos projecerunt me,
et non pepercerunt animae meae.
|
Omnes amici mei
(Responsorium I in de Metten van Goede Vrijdag)
Al mijn vrienden hebben mij verlaten en zij die voor mij op de loer
lagen hebben mij overmeesterd; hij,
die ik liefhad, heeft mij verraden.
Met verschrikkelijke blikken hebben zij mij wreed geslagen, en gaven
mij azijn te drinken.
V. Zij
verstootten mij onder verdorvenen
en hebben mijn leven niet
ontzien.
|
C.
Adducunt ergo Jesum a Caipha
in prætorium. Erat autem
mane: et
ipsi non introierunt in prætorium,
ut non
contaminarentur, sed ut
manducarent Pascha. Exivit ergo Pilatus ad eos foras, et dixit:
|
Men bracht Jezus toen van Kajafas naar het
pretorium. Het was vroeg in de
ochtend. De Joden gingen het
pretorium niet binnen, om geen
onreinheid op te lopen en het
paaslam te kunnen eten. Daarom kwam
Pilatus naar buiten en vroeg:
|
S.
Quam accusationem affertis adversus hominem hunc?
|
‘Welke aanklacht brengt u tegen deze man in?’
|
C.
Responderunt et dixerunt ei:
|
Ze gaven hem ten antwoord:
|
S.
Si non esset hic malefactor,
non tibi otradidissemus eum.
|
‘Als Hij geen misdadiger was, zouden we Hem niet
aan u hebben overgeleverd!’
|
C.
Dixit ergo eis Pilatus:
|
Daarop zei Pilatus:
|
S.
Accipite eum vos, et secundum legem vestram judicate
eum.
|
‘Dan moet u Hem zelf maar volgens uw wet
berechten.’
|
C.
Dixerunt ergo ei Judæi:
|
De Joden antwoordden:
|
S.
Nobis non licet interficere quemquam.
|
‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te
brengen.’
|
C.
Ut sermo Jesu impleretur,
quem dixit, significans qua
morte
esset moriturus.
Introivit ergo iterum in prætorium
Pilatus et vocavit Jesum, et dixit
ei:
|
Zo zou het woord van Jezus in vervulling gaan
waarmee Hij had aangekondigd op
welke manier Hij zou sterven. Toen
ging Pilatus het pretorium weer
binnen, riep Jezus bij zich en vroeg
hem:
|
S.
Tu es rex Iudæorum?
|
‘Bent U de koning van de Joden?’
|
C.
Respondit Jesus:
|
Jezus antwoordde:
|
†.
A temet ipso hoc dicis, an
alii dixerunt tibi de me?
|
‘Bent u daar zelf op gekomen of hebben anderen u
over Mij verteld?’
|
C.
Respondit Pilatus:
|
Pilatus antwoordde:
|
S.
Numquid ego Judæus sum?
Gens tua et pontifices
tradiderunt te
mihi: quid fecisti?
|
‘Ben ik soms een Jood? Uw eigen volk, uw
hogepriesters, hebben U aan mij
overgeleverd. Wat hebt U gedaan?’
|
C.
Respondit Jesus:
|
Jezus antwoordde:
|
†.
Regnum meum non est de mundo.
Si ex hoc mundo esset
regnum meum, ministri mei
utique decertarent, ut non
traderer
Judæis: nunc autem regnum meum non
est hinc.
|
‘Mijn koningschap is niet van deze wereld. Als
mijn koningschap van deze wereld
was, zouden mijn dienaars er wel
voor gevochten hebben dat Ik niet
aan de Joden werd overgeleverd. Mijn
koningschap is echter niet van deze
wereld.’
|
C.
Dixit itaque ei
Pilatus:
|
Daarop zei Pilatus tot hem:
|
S.
Ergo rex es tu?
|
‘U bent dus toch koning?’
|
C.
Respondit Jesus:
|
Jezus antwoordde:
|
†.
Tu dicis quia rex sum ego.
Ego in hoc natus sum, et ad hoc
veni
in mundum, ut testimonium perhibeam
veritati:
omnis, qui est ex
veritate, audit vocem meam.
|
‘U zegt dat ik koning ben. Ik ben geboren en naar
de wereld gekomen om van de waarheid
te getuigen, en ieder die de
waarheid is toegedaan, luistert naar
wat ik zeg.’
|
C.
Dicit ei
Pilatus:
|
Pilatus zei tot hem:
|
S.
Quid est veritas?
|
‘Wat is waarheid?’
|
C.
Et cum hoc dixisset, iterum
exivit ad Judæos, et dicit eis:
|
Na deze woorden kwam hij weer naar buiten en zei
tegen de Joden:
|
S.
Ego nullam invenio in eo
causam. Est autem consuetudo
vobis
ut unum dimittam vobis in Pascha:
vultis ergo
dimittam vobis regem
Judæorum?
|
‘Ik acht Hem volstrekt onschuldig. Maar u bent
gewend dat ik ter gelegenheid van
het paasfeest iemand vrijlaat. Zal
Ik dus de koning van de Joden
vrijlaten?’
|
C.
Clamaverunt ergo rursum
omnes, dicentes:
|
Toen begon iedereen te schreeuwen, zeggende:
|
S.
Non hunc, sed Barabbam.
|
‘Nee, Hem niet, maar Barabbas!’
|
C.
Erat autem Barabbas latro.
Tunc ergo apprehendit Pilatus
Jesum, et
flagellavit. Et milites plectentes
coronam de
spinis, imposuerunt
capiti ejus: et veste purpurea
circumdederunt eum. Et veniebant ad
eum, et dicebant:
|
Barabbas was een misdadiger. Toen liet Pilatus
Jezus geselen. De soldaten vlochten een kroon van
doorntakken, zetten die op zijn
hoofd en deden hem een purperen
mantel aan. Ze liepen naar hem toe
en zeiden:
|
S.
Ave, Rex Iudæorum.
|
‘Leve de koning van de Joden!’
|
C.
Et dabant ei alapas.
Exivit ergo iterum Pilatus foras,
et dicit eis:
|
en ze sloegen hem in het gezicht. liep weer naar
buiten en zei tot hen:
|
S.
Ecce adduco vobis eum foras,
ut cognoscatis, quia nullam
invenio in eo causam.
|
‘Luister, ik laat Hem naar buiten brengen om u
duidelijk te maken dat ik Hem
volstrekt onschuldig acht.’
|
C.
(Exivit ergo Jesus portans
coronam spineam et purpureum
vestimentum.) Et dicit eis:
|
(Daarop kwam Jezus naar buiten, met de
doornenkroon op en de purperen
mantel aan.) Hij zei tot hen:
|
S.
Ecce homo.
|
‘Hier is hij, de mens.’
|
Elizabeth
A. Kelly
(Verenigde Staten, 1982) –
Bacchanale
“Bacchanale
is a waltz of love and loss in the
vineyard inspired by the text and
chant melody of
Vinea Mea.”
|
Vinea
mea electa
(Responsorium III ad Matutinum,
Feria VI. in Parasceve)
Vinea
mea electa, ego te plantavi:
Quomodo conversa es in amaritudinem,
ut me crucifigeres, et
Barabbam dimitteres.
V. Sepivi te, et lapides elegi ex
te,
et aedificavi turrim.
|
Vinea mea
electa
(Responsorium III in de Metten van Goede Vrijdag)
Mijn uitverkoren wijngaard, die ik geplant heb,
hoe is uw zoetheid bitter geworden,
dat gij mij kruisigt en
Barabbas vrijlaat?
V.
Ik maakte
een muur om u heen, zuiverde u van
stenen
en bouwde een toren.
|
C.
Cum ergo vidissent eum
pontifices et ministri, clamabant, dicentes:
|
Zodra ze Hem zagen begonnen de hogepriesters en
hun dienaren te schreeuwen:
|
S.
Crucifige, crucifige eum.
|
‘Kruisig hem, kruisig hem!’
|
C.
Dicit eis Pilatus:
|
Pilatus zei tot hen:
|
S.
Accipite eum vos, et crucifigite: ego enim non invenio in eo
causam.
|
‘Neem hem dan maar mee en kruisig hem zelf, want
ik zie niet waaraan hij schuldig
is.’
|
C.
Responderunt ei Iudæi:
|
De Joden antwoordden hem:
|
S.
Nos legem habemus, et
secundum legem debet mori, quia
Filium Dei se fecit.
|
‘Wij hebben een wet die zegt dat hij moet
sterven, omdat hij zich de Zoon van
God heeft genoemd.’
|
C.
Cum ergo audisset Pilatus
hunc sermonem, magis timuit. Et ingressus est prætorium
iterum: et dixit ad Jesum:
|
Toen Pilatus dat hoorde werd hij erg bang. Hij
ging het pretorium weer in en vroeg
aan Jezus:
|
S.
Unde es tu?
|
‘Waar komt u vandaan?’
|
C.
Jesus autem responsum non
dedit ei. Dicit ergo ei
Pilatus:
|
Maar Jezus gaf geen antwoord. Daarop vroeg
Pilatus:
|
S.
Mihi non loqueris? nescis
quia potestatem habeo crucifigere te, et potestatem
habeo dimittere te?
|
‘Waarom zegt u niets tegen mij? Weet u dan niet
dat ik de macht heb om u vrij te
laten of u te kruisigen?’
|
C.
Respondit Jesus:
|
Jezus antwoordde:
|
†.
Non haberes potestatem
adversum me ullam, nisi tibi datum
esset desuper. Propterea, qui me
tradidit tibi majus peccatum habet.
|
‘De enige macht die u over mij hebt, is u van
boven gegeven. Daarom draagt degene
die mij aan u uitgeleverd heeft de
meeste schuld.’
|
C.
Et exinde quærebat Pilatus
dimittere eum.
Judæi autem clamabant, dicentes:
|
Vanaf dat moment wilde Pilatus hem vrijlaten. Maar de Joden riepen:
|
S.
Si hunc dimittis, non es
amicus Cæsaris. Omnis enim, qui
se
regem facit, contradicit Cæsari.
|
‘Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de
keizer, want iedereen die zichzelf
tot koning uitroept pleegt verzet
tegen de keizer.’
|
C.
Pilatus ergo cum audisset hos sermones, adduxit foras
Jesum, et sedit pro tribunali, in
locum, qui dicitur Lithostrotos,
hebraice autem Gabbatha. Erat autem
Parasceve Paschæ, hora quasi sexta,
et dicit Judæis:
|
Pilatus hoorde dat, liet Jezus naar buiten
brengen en nam plaats op de
rechterstoel op het zogeheten
Mozaïekterras, in het Hebreeuws
Gabbata. Het was rond het middaguur
op de voorbereidingsdag van Pesach.
Pilatus zei tegen de Joden:
|
S.
Ecce rex vester.
|
‘Hier is hij, uw koning.’
|
C.
Illi autem clamabant:
|
Meteen schreeuwden ze:
|
S.
Tolle, tolle, crucifige eum.
|
Weg met hem, weg met hem, aan het kruis met hem!’
|
C.
Dicit eis Pilatus:
|
Pilatus vroeg hen:
|
S.
Regem vestrum crucifigam?
|
‘Moet ik uw koning kruisigen?’
|
C.
Responderunt pontifices:
|
De hogepriesters antwoordden:
|
S.
Non habemus regem, nisi
Cæsarem.
|
‘Wij hebben geen andere koning dan de keizer!’
|
C.
Tunc ergo tradidit eis illum
ut crucifigeretur. Susceperunt autem
Jesum, et eduxerunt. Et bajulans
sibi crucem, exivit in eum, qui
dicitur Calvariæ, locum, hebraice
autem Golgotha: ubi crucifixerunt
eum, et cum eo alios duos, hinc et
hinc, medium autem Jesum.
|
Toen droeg Pilatus hem aan hen over om hem te
laten kruisigen. Zij voerden Jezus
weg; Hij droeg zelf het kruis en
ging de stad uit, naar het zogeheten
Schedelveld, in het Hebreeuws
Golgotha. Daar werd Hij gekruisigd
en met Hem twee anderen, aan
weerskanten één, en Jezus in het
midden.
|
Danai Bletsa
(Griekenland, 1988)
– Monogram
|
Popule
Meus
(Improperia de Feria VI.
In Passione Domini)
Popule
meus, quid feci tibi ? aut in quo
contristavi te ?
responde mihi.
Quia eduxi te de terra
Ægypti: parasti Crucem: Salvatori
tuo.
Agios o Theos. Sanctus Deus.
Agios ischyros. Sanctus fortis.
Agios athanatos, eleïson imas.
Sanctus immortalis, miserere nobis.
Popule meus, quid feci tibi ?
aut in quo contristavi te ?
responde mihi.
|
Popule Meus
(selectie)
(uit de
Improperia van Goede Vrijdag)
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan? of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
Omdat Ik u uit het land van Egypte heb gevoerd: hebt
gij voor uw Verlosser een Kruis
bereid.
Heilige God (Gr.);
Heilige God (Lat.).
Heilige Sterke (Gr.);
Heilige Sterke (Lat.).
Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons.
(Gr.)
Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons.
(Lat.)
Mijn volk, wat heb Ik u gedaan? of waarmee heb Ik u bedroefd?
Antwoord Mij.
|
C.
Scripsit autem et titulum
Pilatus: et posuit super
crucem. Erat autem scriptum: Jesus
Nazarenus, Rex Judæorum. Hunc ergo
titulum multi Judæorum legerunt,
quia prope civitatem erat locus, ubi
crucifixus est Jesus. Et erat
scriptum hebraice, græce, et latine.
Dicebant ergo Pilato pontifices
Judæorum:
|
Op het bord dat op het kruis werd aangebracht,
had Pilatus laten schrijven: ‘Jezus,
de Nazoreeër, koning van de Joden.’
Dit opschrift kregen heel wat Joden
te lezen, want de plaats waar Jezus
gekruisigd was, lag dichtbij de
stad; en het stond er in het
Hebreeuws, in het Latijn en in het
Grieks. De Joodse hogepriesters
zeiden tegen Pilatus:
|
S.
Noli scribere, Rex Judæorum, sed quia ipse dixit: Rex sum
Judæorum.
|
‘U moet niet schrijven: “Koning van de Joden”,
maar dat Hij gezegd heeft: “Ik ben
de koning van de Joden.” ’
|
C.
Respondit Pilatus:
|
Pilatus antwoordde hun:
|
S.
Quod scripsi, scripsi.
|
‘Wat ik geschreven heb, blijft geschreven.’
|
C.
Milites ergo cum
crucifixissent eum, acceperunt
vestimenta ejus et fecerunt quatuor
partes: unicuique militi partem, et
tunicam. Erat autem tunica
inconsutilis, desuper contexta per
totum. Dixerunt ergo ad invicem:
|
Toen de soldaten Jezus hadden gekruisigd,
verdeelden ze zijn kleren in vieren,
voor iedere soldaat een deel. Maar
er was ook nog de lijfrok: die was
naadloos, van bovenaf uit één stuk
geweven. Daarom zeiden ze tegen
elkaar:
|
S.
Non scindamus eam, sed
sortiamur de illa cujus sit.
|
‘Die mogen we niet stukscheuren; laten we hem
liever onder elkaar verloten.’
|
C.
Ut scriptura impleretur,
dicens: Partiti sunt vestimenta mea
sibi: et in vestem meam miserunt
sortem. Et milites quidem hæc
fecerunt.
|
Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Ze
verdeelden mijn kleren onder elkaar
en wierpen het lot om mijn mantel.’
Dat is wat de soldaten deden.
|
Rens
Tienstra (Nederland, 1988) – Sub voce
“Sub voce: ‘onder de stem, onder het woord’. Geïnspireerd door de
gregoriaanse tractussen:
lange, uitgebreide gezangen, die zich maximaal uitdrukken met een
minimum van muzikale middelen.”
|
Deus,
deus meus
(Tractus de Dominica in Palmis)
Deus, deus meus, respice in me:
quare me dereliquisti?
V. Longe a
salute mea verba delictorum meorum.
V. Deus meus
clamabo per diem, nec exaudies:
in nocte, et non ad insipientiam
mihi.
V. Ipso
consideraverunt, et conspexerunt me:
diviserunt sibi vestimenta mea, et
super vestem meam miserunt sortem.
V.
Libera me de ore leonis: et a
cornibus unicornuorum humilitatem
meam.
|
Deus, deus meus
(Tractus uit de Mis van Palmzondag, selectie)
Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?
V. U blijft
ver weg en redt mij niet, ook al
schreeuw ik het uit.
V. ‘Mijn
God!’ roep ik overdag, en u
antwoordt niet, ’s nachts, en ik
vind geen rust.
V. Zij
verdelen mijn kleren onder elkaar en
werpen het lot om mijn mantel.
V. Red mij
uit de muil van de leeuw, bescherm
mij tegen de horens van de wilde
stier.
U geeft mij antwoord.
|
C.
Stabant autem juxta crucem Jesu mater ejus, et soror matris ejus
Maria Cleophæ, et Maria Magdalene.
Cum vidisset ergo
Jesus matrem, et discipulum stantem,
quem diligebat, dicit matri suæ:
|
Intussen stonden bij het kruis van Jezus zijn
moeder, de zuster van zijn moeder,
Maria de vrouw van Klopas, en Maria
van Magdala. Jezus zag zijn moeder,
en bij haar de leerling van wie Hij
hield. Toen zei Hij tegen zijn
moeder:
|
†.
Mulier, ecce filius tuus.
|
‘Vrouw, daar is je zoon.’
|
C.
Deinde dicit discipulo:
|
Vervolgens zei Hij tegen de leerling:
|
†.
Ecce mater tua.
|
‘Daar is je moeder.’
|
C.
Et ex illa hora accepit eam
discipulus in sua. Postea sciens
Jesus quia omnia consummata sunt, ut
consummaretur Scriptura, dixit:
|
Toen, van dat uur af, nam de leerling haar bij
zich in huis op. Toen wist Jezus dat
alles was volbracht, en om de
Schrift geheel in vervulling te
laten gaan zei hij:
|
†.
Sitio.
|
‘Ik heb dorst.’
|
C.
Vas ergo erat positum aceto
plenum. Illi autem spongiam plenam
aceto, hysopo circumponentes,
obtulerunt ori ejus. Cum ergo
accepisset Jesus acetum, dixit:
|
Er stond daar een kruik met zure
wijn. Ze doopten er een spons in,
staken die op een hysopstengel en
brachten die aan zijn mond. Toen
Jezus van die wijn gedronken had,
zei Hij:
|
†.
Consummatum est.
|
‘Het is volbracht.’
|
C.
Et inclinato capite, tradidit
spiritum.
|
Daarop boog Hij het hoofd en gaf Hij de geest.
|
STILTE
|
Emil Tan Erten (Turkije, 1990) – Sempre Legato
“"After a point the compositional process
echoes the umbilical cord between
birthgiver and fetus.
The paternal role, then, gets adopted by /
shared between the listener and
performer.”
|
Ecce quomodo moritur iustus
(Responsorium VI ad Matutinum, Sabbato Sancto)
Ecce quomodo moritur iustus, et nemo
percipit corde: et viri iusti
tolluntur, et nemo considerat:
a facie iniquitatis sublatus est
iustus: et erit in pace memoria
eius.
V. Tamquam agnus
coram tondente se obmutuit, et non
aperuit os suum: de angustia, et de
iudicio sublatus est.
|
Ecce quomodo moritur iustus
(Responsorium VI in de
Metten van Stille Zaterdag)
Ziet hoe de rechtvaardige sterft, en niemand neemt
het ter harte; de rechtvaardigen
worden weggerukt, en niemand slaat
er acht op. Voor het aangezicht van
het kwaad werd de rechtvaardige
gedood.
Maar men zal aan hem denken in vrede.
V.
Zoals een lam voor zijn scheerder was hij stil;
hij opende niet zijn mond; uit de
angst en berechting werd hij
weggenomen.
|
C.
Judæi ergo, quoniam parasceve
erat, ut non remanerent in cruce
corpora sabbato, erat enim magnus
dies ille sabbati, rogaverunt
Pilatum ut, frangerentur eorum
crura, et tollerentur.
Venerunt ergo milites: et primi quidem fregerunt
crura, et alterius qui crucifixus
est cum eo.
Ad Jesum autem cum venissent, ut viderunt eum jam
mortuum, non fregerunt ejus crura,
sed unus militum lancea latus ejus
aperuit, et continuo exivit sanguis,
et aqua.
|
Omdat het voorbereidingsdag was en de Joden niet
wilden dat er op sabbat lijken aan
het kruis zouden hangen – het was
nog wel een heel bijzondere sabbat –
vroegen ze aan Pilatus of men hun de
benen mocht breken en hen weghalen.
Daarop kwamen de soldaten de benen
breken van zowel de eerste als de
tweede die met Hem gekruisigd was.
Maar toen ze bij Jezus kwamen en zagen dat Hij al
dood was, braken ze zijn benen niet.
Wel doorstak een van de soldaten met
een lans zijn zijde, en meteen kwam
er bloed uit en water.
|
Et qui vidit, testimonium perhibuit:
et verum est testimonium ejus. Et
ille scit, quia vera dicit: ut et
vos credatis.
Facta sunt enim hæc ut Scriptura impleretur: Os non comminuetis ex eo.
Et iterum alia Scriptura dicit:
Videbunt in quem transfixerunt.
|
Hiervan getuigt iemand die het gezien heeft –
zijn getuigenis is betrouwbaar en
hij is er zeker van dat hij de
waarheid spreekt – opdat ook u zult
geloven. Zo ging de Schrift in
vervulling: ‘Geen van zijn beenderen
zal verbrijzeld worden.’ Een andere
schrifttekst zegt: ‘Zij zullen hun
blik richten op hem die ze hebben
doorstoken.’
|
EVANGELIE: Johannes 19:38-42
|
Post hæc autem rogavit Pilatum
Joseph ab Arimathæa (eo quod esset
discipulus Jesu, occultus autem
propter metum Judæorum), ut tolleret
corpus Jesu.
Et permisit Pilatus.
Venit ergo, et tulit corpus Jesu.
|
Na deze gebeurtenissen vroeg Josef uit Arimatea –
die uit vrees voor de Joden in het
geheim een leerling van Jezus was –
aan Pilatus of hij het lichaam van
Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf
toestemming en Josef nam het lichaam
mee.
|
Venit autem et Nicodemus, qui venerat ad Ihesum nocte
primum, ferens mixturam mirræ et
aloes quasi libras centum.
Acceperunt autem corpus Ihesu et
ligaverunt eum linteis cum
aromatibus, sicut mos Iudæis est
sepelire.
|
Nikodemus, die destijds ’s nachts naar Jezus toe
gegaan was, kwam ook; hij had een
mengsel van mirre en aloë bij zich,
wel honderd litra. Ze wikkelden
Jezus’ lichaam met de balsem in
linnen, zoals gebruikelijk is bij
een Joodse begrafenis.
|
Erat autem in loco ubi crucifixus est hortus, et in
horto monumentum novum, in quo
nondum quisquam positus fuerat. Ibi
ergo propter Parasceven Judaeorum,
quia juxta erat monumentum,
posuerunt Jesum.
|
Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag
een olijfgaard, en daar was een
nieuw graf, waarin nog nooit iemand
begraven was. Omdat het voor de
Joden voorbereidingsdag was en dat
graf dichtbij was, legden ze Jezus
daarin.
|
Wilma
Pistorius
(Zuid-Afrika, 1991) -
Introduction
|
Caligaverunt
oculi mei
(Responsorium IX ad Matutinum, Feria VI in Parasceve)
Caligaverunt oculi mei a fletu meo:
quia elongatus est a me, qui
consolabatur me:
Videte, omnes populi, si est dolor
similis sicut dolor meus.
V. O vos omnes,
qui transitis per viam, attendite et
videte si est dolor similis sicut
dolor meus.
|
Caligaverunt oculi mei
(Responsorium IX in de Metten van Goede Vrijdag)
Mijn ogen zijn verblind door mijn geween: omdat wie mij troostte, ver
van mij verwijderd is:
Zie, alle volkeren, of er een lijden is gelijk mijn lijden.
V. O, gij
allen die voorbijgaat,
wendt uw blik en ziet of er een lijden is gelijk mijn lijden.
|